|
|
|
|
De twee schelphelften zijn asymmetrisch en bezitten 19 tot 22 afgeronde ribben. Het ene ‘oor' (uitsteeksel bij het scharnier) is een beetje groter dan het andere. De schelphelften van de wijde mantel zijn vaak begroeid met epifauna, zoals bijvoorbeeld een spons van het genus Suberites.
|
tot 90 mm groot.
|
Variërend in kleur, bruin, roze of rood. Vaak niet egaal gekleurd.
|
Leeft onder de laagwaterlijn op zand-, modder of grind bodems tot grote diepte. Jonge dieren hechten zich vast met byssus draden en zetten zich na de larvale fase vast op mosdiertjes, hydroid poliepen en kelp. Als ze ouder worden laten ze het substraat los en zijn wijde mantels goede zwemmers. Door het samen brengen van de 2 kleppen wordt water weg gestuwd waardoor de dieren kunnen zwemmen.
|
Wordt nog niet zolang levend in Zeeland aangetroffen (voor het eerst in 1998). Is voor onze kust zeldzaam maar werd wel voor de Franse en Belgische Noordzeekust gevonden. Aangenomen wordt dat er een toenemende populatie in de zuidelijke Noordzee is. Komt algemeen voor rond Groot-Brittannië.
|
Noord Atlantiche OceaanOosterscheldeNoordzee |
Duncan van Vliet
|
Iris Hendriks
|
Iris Hendriks
|
|
|